Interactie met leerlingen

Mijn JINC – vrijwilliger – TaalTrip

De meeste JINC-vrijwilligers staan niet elke dag voor een groep jongeren. Hieronder staat een aantal tips en trucs, handig als je wilt ontdekken hoe je leerlingen het beste kunt betrekken bij jouw TaalTrip!

Tips en trucs voor de taalgids

  • Kinderen houden van duidelijkheid. Vertel de leerlingen tijdens de ontvangst dus wat het programma is, en geef per onderdeel aan wat er van de kinderen wordt verwacht.
  • De leerlingen hebben een korte spanningsboog en er gebeurt veel om hen heen. Zorg ervoor dat je alles kort en bondig uitlegt. Zo houd je het tempo erin. Ook afwisseling tussen kijken, vragen en doen werkt goed.
  • Als er een ‘doe-opdracht’ is, vertel jouw verhaal dan óf voor de activiteit óf erna. Tijdens de activiteit hebben de leerlingen geen aandacht voor jouw verhaal.
  • Zorg voor veel interactie tijdens de trip. Vraag veel: ‘Weten jullie hoe dit heet?’ ‘Waarom zou dat zijn?’ et cetera.
  • Zorg ervoor dat alle woorden aan de orde komen. In de beschrijving staat de hele trip uitgeschreven. Uiteraard mag je ook jouw eigen woorden gebruiken.
  • Vraag de leerlingen aan het eind van elk onderdeel welke woorden ze hebben gezien van hun woordkaart. Weten ze nog wat het woord betekent Vink het af op de kaart.
  • Herhaal de woorden regelmatig, dan onthouden de leerlingen ze beter. Geef steeds een samenvatting: “Dus een .. is een …”.
  • Veel woorden die voor jouw normaal zijn, kennen de leerlingen niet. Kijk uit voor vakjargon. Gebruik zo weinig mogelijk moeilijke woorden en gebruik korte zinnen.
  • Geef niet alleen drukke kinderen een beurt, maar betrek ook de rustige erbij.
  • Neem de beschrijving van de trip uitgeprint mee.
  • Draag gemakkelijke schoenen (en bij een buiten trip kan regenkleding handig zijn).
  • Vind je het leuk om een foto te maken (en evt. de delen)? Let er dan op dat de leerlingen onherkenbaar zijn en maak de foto vanaf de achterkant van de leerlingen. Dit in verband met de privacy van de jongeren. Als er een JINC-er aanwezig is maakt hij/zij graag een foto voor je.

DE BEELDREDAKTIE - LEX VAN LIESHOUT - DE DOELEN TE ROTTERDAM D.D. 06.11.2023

Tips per doelgroep

  • Basisschool leerlingen

    Meestal zitten de leerlingen tijdens een TaalTrip in groep 5 of 6, maar soms ook in groep 4 of 7. Jonge basisschoolleerlingen zijn vaak nog speels en houden van rennen en roepen. Dat gebeurt vaak uit enthousiasme. Maak duidelijke afspraken met de leerlingen en prijs hun enthousiasme.

    Op de basisschool zitten leerlingen van alle niveaus door elkaar. Probeer te differentiëren, bijvoorbeeld door leerlingen met veel eigen kennis uit te dagen door een moeilijkere vraag te stellen.

  • Praktijkonderwijs

    Het praktijkonderwijs is bestemd voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar die (veel) moeite hebben met leren. Meestal hebben zij een achterstand op het gebied van lezen en rekenen. De klassen zijn kleiner met ongeveer 15 leerlingen.

    Het doel van het praktijkonderwijs is de jongeren zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt, zelfredzaamheid en burgerschap. De inhoud en praktische aanpak van TaalTrip zijn heel geschikt voor deze leerlingen. De leerlingen vergroten hun woordenschat en worden zelfstandiger. Ze leren van alles over praktische beroepen maar ook hoe ze een plattegrond moeten lezen.

  • Speciaal basisonderwijs

    Op het speciaal basisonderwijs (sbo) zitten kinderen die moeite hebben met leren of kampen met gedrags- of opvoedingsproblematiek. De doelen bij het sbo zijn hetzelfde als op een reguliere basisschool, maar de leerlingen krijgen meer tijd voor de lesstof, hebben kleinere klassen en er zijn meer deskundigen aanwezig ter ondersteuning. Ook tijdens een TaalTrip zijn de groepjes vaak kleiner en is er meer begeleiding vanuit de school.

    Het is tijdens deze TaalTrips belangrijk om het spreektempo laag te houden en korte zinnen te gebruiken. Daarnaast is het ook van belang om één ding tegelijk te doen. Bijvoorbeeld niet iets tekenen en iets uitleggen tegelijkertijd. Laat de leerlingen zelf de woorden herhalen en vraag de docent om hulp. Probeer ten slotte rust uit te stralen, dat is van grote invloed op de leerlingen.

  • Voortgezet Speciaal onderwijs

    Op het Voorgezet Speciaal Onderwijs zitten leerlingen van tussen de 12 en 19 jaar. Dit zijn leerlingen die specialistische begeleiding nodig hebben die het reguliere onderwijs niet kan bieden. Dit kunnen zowel leerlingen zijn met een lichamelijke of verstandelijke beperking als leerlingen met psychische stoornissen of gedragsproblemen.

    In z’n algemeenheid zijn deze leerlingen gebaat bij simpel taalgebruik. Ook is het handig om de woorden herhalen en schroom je dan ook niet om de docenten om feedback te vragen of een seintje te laten geven als je als vrijwilliger te ingewikkelde woorden gebruikt. Als je de leerlingen rechtstreeks vraagt zou het kunnen zijn dat ze zeggen dat ze het begrijpen, maar doen ze dat dan niet, daar is lastig achter te komen. Samenspraak met de begeleider of docent is hierbij altijd aan te raden.

  • Nieuwkomers

    Nieuwkomers zijn kinderen die nog niet zo lang in Nederland zijn (dit kan doorgaans variëren van een week tot een jaar). Soms zijn ze met hun ouders naar Nederland gevlucht en wonen ze in een asielzoekers-centrum. Ze worden opgevangen in speciale nieuwkomersklassen waarin de leerlingen de taal leren en kennismaken met de Nederlandse samenleving.

    Na de schakelklas stromen de leerlingen door naar een andere school. De TaalTrips voor nieuwkomers zijn aangepast zodat de woorden niet te moeilijk voor hen zijn. Houd je taalgebruik concreet en eenvoudig en ondersteun zoveel mogelijk met plaatjes en gebaren. Stel concrete en gesloten vragen, die zijn voor deze kinderen makkelijker, zoals “Kun je de … aanwijzen?” of “is dat een … of een …?”.

 

Bekijk de volgende pagina’s: